-
23. ‘Mijn oom heeft een hond’
-
22. ‘Mijn broer heeft tentamen’-3
-
21. ‘Mijn broer heeft tentamen’-2
-
20. ‘Mijn broer heeft tentamen’-1
-
19. ‘Ik was vroeger ondeugend’
-
18. ‘Die man kijkt naar jou’-3
-
17. ‘Die man kijkt naar jou’-2
-
16. ‘Jij zoekt mij’
-
15. ‘Jij ziet Hans vanavond?’
-
14. ‘Collega wil graag leren gebaren’-2