Hoofdstuk 1 Inleiding en enkele taalkundige begrippen
Hoofdstuk 2 Werkwoordcongruentie en werkwoordklassen in de NGT
Hoofdstuk 3 Vormveranderingen, meer werkwoordklassen en paradigma’s
- 3.2 Vormen van GEVEN
- 3.3 Vormen van BEGINNEN
- 3.4 Je mag de poes aaien
- 3.5 Jij plaagde mij altijd
- 3.6 Vormen van BEZOEKEN
- 3.7 Vormen van STUREN
- 3.8a Enkele vormen van VERTELLEN
- 3.8b Enkele vormen van VERTELLEN
- 3.9 Basisvorm GAAN
- 3.10 Je mag de poes aaien
- 3.11 Vormen van STUREN
- 3.12 Mijn buurvrouw kwam bij mij op bezoek
- 3.13 Hij mag de poes aaien
- 3.14 Waarom pest zij hem?
Hoofdstuk 4 Typologie van congruentie
Hoofdstuk 5 Type directionele werkwoorden
- 5.1 Jij bezoekt mij
- 5.2 Mijn vader stuurt jou een brief
- 5.3 Jij kiest mij
- 5.4 Mijn vader haalt jou op
- 5.5 Mijn vader stuurt jou een brief
- 5.6 Mijn vader haalt jou op
- 5.7 Vormen van ANTWOORDEN
- 5.8 Vormen van ZEGGEN
- 5.9 De makelaar adviseert hem …
- 5.13 Ik roep jou / Jij roept mij
- 5.14 Ik bezoek jou / Jij bezoekt mij
- 5.15 Ik doe jou na / Jij doet mij na
- 5.16 Jij roept mij / jij doet mij na
Hoofdstuk 6 Congruentieweglating en -congruentiepatroon
Hoofdstuk 7 Congruentiedragers: het hulpwerkwoord OP
- 7.1 Twee vormen van OP
- 7.2 Mijn vriend houdt van mij
- 7.5 Mijn vriend houdt van mij
- 7.6 Vormen van OP
- 7.8 Mijn vriend houdt van mij
- 7.9 Jij aait hem, 2OP3a
- 7.10 Hij zegt jou, 3aOP2
- 7.11 Hij zegt mij, 3aOP1
- 7.12 Hij geeft hem les
- 7.13 Hij geeft hem les, 3bOP3a
- 7.14 Hij achtervolgt hem, 3bOP3a
- 7.15 Hij geeft hem les, 3bOP3a niet-dominante hand
- 7.16 Hij plaagt mij, 3aOP1
- 7.18 Mijn leraar plaagt mij, 3aOP1
- 7.19 Mijn leraar kiest mij, 3aOP1
- 7.20 Hij plaagt mij, 3aOP1 / Hij kiest mij, 3aOP1
- 7.23 Jouw vader zoekt jou, 1OP2
- 7.25 Jij bemoeit je met mij, 2OP1
Hoofdstuk 8 Congruentiedragers: seriële werkwoorden
- 8.1 Ik fiets naar school, GAAN
- 8.2 Ik fiets naar school, GAAN
- 8.6 Ik fiets naar school, GAAN
- 8.7 Ik fiets naar school, GAAN
- 8.8 Ik fiets naar school, GAAN, 2x INDEX1
- 8.9 Mijn vader heeft mij al gezegd, 3aROEPEN1
- 8.10 Ik wil die vaas kopen, 3bNEMEN1
- 8.11 Kan ik u contant betalen? 1GEVEN2
- 8.12 Ik zeg hem, 1ROEPEN3a / Ik zeg hem, 1OP3a
- 8.13 Jij vraagt mij, 2ROEPEN1 / Jij vraagt mij, 2OP1
- 8.14 Ik bewonder jou, ik ben jaloers op jou, 1OP2
- 8.15 Je mag dat fotoboek houden, 3aGEVEN2
- 8.16 Wil je dat fotoboek bewaren? 3aGEVEN2
- 8.17 Wil je een boek van mij lenen? 1GEVEN2
- 8.19 Wil je een boek van mij lenen? 1GEVEN2 2OP1
Hoofdstuk 9 Pro-drop
- 9.2 Kom je bij me op bezoek?
- 9.5 Kom je bij me op bezoek?
- 9.7 Mijn oom kwam op bezoek
- 9.8 Bedriegen – Hij heeft hem bedrogen
- 9.9 Hij kijkt naar mij, 4x
- 9.11 Hij bedankt mij, 2x
- 9.12 Hij rijdt ernaartoe, 2x
- 9.13 Zeg je het mij morgen? 2ROEPEN1
- 9.16 Mijn collega is ziek …
- 9.18 Mijn collega is ziek …
- 9.19 Ken jij mijn vriend Mart?
Hoofdstuk 10 Subject pronoun copy
- 10.1 Droom jij vaak?
- 10.2 Ik heb hem lang niet gezien
- 10.3 Je mag hem aaien-1
- 10.4 Hij bestelt koffie bij hem
- 10.5 Die man bestelt koffie bij hem
- 10.7 Heeft hij je goed geholpen?
- 10.8 Hij bezoekt haar morgen-1
- 10.9 Krijg je niet genoeg geld?
- 10.10 Ik heb een auto gekocht
- 10.11 Je mag hem aaien-2
- 10.13 Hij bestelt koffie bij hem
- 10.14 Hij is ziek-1
- 10.15 Hij is ziek-2
- 10.16 Je mag hem aaien-1
- 10.17 Ik heb een auto gekocht
- 10.18 Hij bezoekt haar morgen-1
- 10.19 Hij bezoekt haar morgen-2
- 10.20 Hij bezoekt haar morgen-3
- 10.21 Hij bezoekt haar morgen-4